Gefrituurde paling
De kogel is door de kerk.
Haast letterlijk.
Een eetfestijn, kaartkampioenschap, wafelenbak of bingoavond: in de toekomst kan het in de kerk van Opbrakel. De Sint-Martinuskerk – het moet de enige kerk in Vlaanderen zijn die niet in het spreekwoordelijke midden wordt gehouden* – wordt door het gemeentebestuur ‘herbestemd’ tot een multifunctionele zaal. Daartoe zal de kerk worden uitgebreid met een splinternieuwe keuken. ‘Nen uitbouw’, dus.
Ik beken. Ik heb daaraan gecollaboreerd. En met overtuiging.
Eeuwenlang vormden kerken het middelpunt van onze dorpen. Plaats van bezinning maar minstens evenzeer van ontmoeting.
Ook in tijden van terugvallend – zeg maar wegvallend – kerkbezoek (hier en daar handje geholpen door weinig fijnzinnige parochieherders) blijven dergelijke plaatsen van bezinning en ontmoeting nodig. Meer dan ooit zelfs, zou ik durven stellen.
Door de kerk te herbestemmen naar een multifunctionele zaal, in de eerste plaats dienstig voor het Brakels verenigingsleven, blijft ze die rol van centrale ontmoetingsplaats vervullen. Dat is op zich bijzonder waardevol.
En ook ‘den uitbouw’ kan een meerwaarde bieden. Indien esthetisch geslaagd – sta me toe daar gezien de eerdere exploten van onze schepenen enige bezorgdheid rond te hebben – kan zo’n modern volume net het bijzonder historische karakter van het gebouw extra accentueren.
Maar een kerk is meer dan een lege huls. Onze Brakelse kerken herbergen bijvoorbeeld ook heel wat kunst. Zo-ook de Sint-Martinuskerk.
“Het vertrek van de jonge Tobias” is misschien zelfs één van de bijzonderste werken die je in Brakel vandeveurniet kan gaan bekijken (als de pastoor zijn deur open gedaan heeft). Het is een tafereel uit één van de merkwaardigste vertellingen uit het Oude Testament: het boek Tobit. Schilder van het doek is Joseph Paelinck (1781-1839). Andere werken van hem vind je van het MSK in Gent tot het Quirinaal in Rome. En in de catalogi van Christie’s of Lempertz… De man was leerling van Jacques-Louis David, hofschilder van de Franse revolutie en later Napoleon (tot hij met zijn klieken en klakken Frankrijk werd buitengesmeten wegens veel te radicaal, zie wat er van komt Calvo!). Op zijn beurt was Paelinck weer leermeester van Brakelaar Jean-Henri de Coene, die onder andere het monumentale altaarstuk in de Sint-Pieter-in-de-bandenkerk schilderde.
Het zou me dan ook bedroeven mocht de jonge Tobias over enige tijd wat geel beginnen uitslaan wegens de frietvetdampen die opstijgen uit Donald Muylles jongste project in de Opbrakelse kerk.
Kerken herbestemmen betekent ook dat je een visie moet ontwikkelen op de kunstwerken die ze herbergen.
En als er iemand visie roept, dan ben ik er uiteraard als de kippen bij (jup, Pavlov).
Ik pleit er al langer voor de kunstwerken in onze Brakelse kerken minstens te inventariseren. Wat hangt of staat er? In welke staat is het? Wie is de eigenaar? Is het goed verzekerd (het bloed kruipt waar het niet gaan kan…)?
In een volgende stap kan je de betere stukken deftig ontsluiten. Want wat heb je aan die werken als niemand ze te zien krijgt. Wat per definitie het geval is wanneer niemand de kerk nog binnenkomt.
Mijn voorstel: laten we onze topstukken verzamelen in de kerk van Zegelsem. Niet alleen omdat onze schepen van Cultuur er woont en hij dus gemakkelijk de deur kan gaan open en toe draaien (dat moet nog wel lukken). Maar ook bijvoorbeeld omwille van het naburige Mariakluizen, waar men al enige ervaring heeft met projecten rond religieuze kunst. En omdat de kunsthoeve ’t Hof Van De Putte er vlakt naast ligt. En omdat het een ronduit idyllische plaats is.
Zo wordt ook die nauwelijks gebruikte kerk opnieuw een plaats van ontmoeting. En meer: misschien zelfs een plaats van stilte en bezinning. Want dat doet kunst tenslotte met een mens: je uitnodigen tot bezinning
(En als er met tomaten gesmeten wordt, krijg je er ook nog eens honger van).
* De kerk van Opbrakel staat in tegenstelling tot het gros van de Europese kerken, niet in het centrum van het dorp, maar eerder aan de rand. De reden daarvan zou zijn dat de kerk vroeger zowel de aanbiddingsplaats vormde voor zowel Op- als Nederbrakel.