Santo subito voor de majoor!
Ik ben ooit eens begonnen met het lezen van “Een inleiding tot het boekhouden”. Ik ben tot de inleiding geraakt: letterlijk. En geen bladzijde verder.
Wie mij een beetje volgt, weet dat mijn liefde voor verhalen, voor mooie woorden en rake zinnen die voor cijfers en berekeningen ver overtreft. Ook mijn leerkrachten wiskunde uit de middelbare school zullen dat vrees ik beamen. Ik ben – intussen lang geleden – bij de keuze voor mijn universitaire studies dan ook op zoek gegaan naar een vak waarin ik zo min mogelijk met wiskunde in aanraking zou komen. Met “Geschiedenis” kon ik dus weinig verkeerd doen, dacht ik althans…
Finaal heb ik mij in mijn opleiding Geschiedenis uiteindelijk sterk toegelegd op cijferreeksen, statistieken en de correlaties ertussen. Want zo leerde ik: die cijfers zijn uiteindelijk maar wat aan de oppervlakte drijft van het hele verhaal dat er achter steekt.
Daarom zet ik mij ook altijd schrap als de blauwe vrienden van de meerderheid hun cijfers bovenhalen. Want je mag daar nog zoveel verhaaltjes trachten rond te vertellen als je wil: uiteindelijk vertellen die cijfers zélf hun verhaal. En dat verhaal spoort niet altijd – in Brakel omzeggens nooit – met het verhaal dat diezelfde blauwe vrienden wíllen vertellen.
Sta me toe dat ik u even meeneem op een – mogelijks wat langdradige – reis door het gemeentelijk budget. Ik zal proberen om er af en toe een mopje of een flauwe woordspeling tussen te steken, opdat uw aandacht niet verslapt (geloof mij, ik ben ervaringsdeskundige: getuige de karrenvracht aan droedels in mijn oude wiskundeschriftjes).
Bij het begin van elke bestuursperiode, stelt het schepencollege een “meerjarenplan” op (enfin, ze láten dat natuurlijk opstellen door de administratie, want niemand doet dat voor zijn plezier). Daarin maken ze een prognose over wat ze verwachten uit te geven (en waaraan) en van wat ze verwachten te ontvangen (en van wie of wat). Op het einde van die periode van 6 jaar, dient het resultaat altijd positief te zijn: we noemen dat de ‘autofinancieringsmarge‘ (iedereen nog wakker?). Hoe ruimer die autofinancieringsmarge, hoe meer ruimte er is om aan beleid te doen, althans in theorie.
Elke zes maand wordt dat meerjarenplan aangepast en dichter bij de realiteit gebracht. Want ja, die realiteit, dat verandert nogal een keer.
Behalve het meerjarenplan, wordt elk jaar ook een ‘jaarrekening‘ voorgelegd. In tegenstelling tot het meerjarenplan, waarin men een verwachting uitspreekt, geeft de jaarrekening de realiteit weer, namelijk: hoe veel werd er vorig jaar uitgegeven en ontvangen. Op basis daarvan kan het meerjarenplan vervolgens weer worden aangepast.
Onlangs was het weer zo ver: de gemeenteraad mocht stemmen over de jaarrekening van 2023. Tot grote opluchting van de blauwe vriendenclub bleek die jaarrekening een pak beter mee te vallen dan wat werd vooropgesteld in het meerjarenplan. Waar initieel voor 2023 een autofinancieringsmarge werd vooropgesteld van 2.494.868 euro (gemeente en OCMW samen), klokt men uiteindelijk af op 3.934.400 euro: een verbetering van 1.439.532 euro dus (ik heb dat met de rekenmachine uitgerekend voor alle duidelijkheid, want uit het hoofd kan ik dat niet goed, met excuses voor iedereen die op het recente – toch wel succesvolle – eetfestijn van Broakel 2.0 te weinig kleingeld van mij zou hebben teruggekregen).
Dat klinkt dus bijzonder goed, en dat hebben ook de blauwe vrienden goed begrepen. Want intussen staan hun verschillende facebookpagina’s vol met loftrompet en tromgeroffel: “Hoera, een positieve rekening!”; “Hoera, we kunnen investeren!”; “Hoera, zelfs de oppositie stemde niet tegen”; “Hoera: santo subito voor de majoor!”
Oké, oké, dat laatste is mogelijks wat apocrief. Maar de andere bejubelingen zijn effectief uit het sociale medialeven gegrepen.
Kijk: dat men blij is dat de oppositie niet tégen de rekening stemde, kan twee dingen betekenen: ofwel heeft men geen verstand van gemeentefinanciën, ofwel heeft men geen verstand van hoe een gemeenteraad eigenlijk werkt. In het slechtste geval is ook een combinatie van de twee mogelijk natuurlijk maar alleen echt slechte karakters zouden zo ver durven gaan. En u weet inmiddels hoe goed ik van inborst ben.
Als ik in de Colruyt met een torenhoge rekening buiten kom, dan ga ik die rekening niet meteen afkeuren. Ik ga ervan uit (en soms dubbelcheck ik wel eens), dat de kassamedewerker zijn of haar werk goed gedaan heeft, en dat de rekening klopt. Dat wil niet zeggen dat ik daarom ook blij ben met die rekening.
Hetzelfde geldt dus ook voor de gemeentelijke rekening. Ik vertrouw erop dat het gemeentepersoneel zijn of haar werk goed doet (en soms dubbelcheck ik wel eens) en dat de rekening dus klopt: geen reden dus om die af te keuren. Maar dat wil dus niet zeggen dat ik daarom ook blij ben met die rekening.
Verre van eigenlijk.
Want hoewel er inderdaad een positieve rekening wordt voorgelegd, is er hoegenaamd geen reden om halleluja te roepen. De gestegen autofinancieringsmarge is namelijk enkel te wijten aan éénmalige meevallers: zoals de éénmalige verhoogde doorstorting van de belastingen door de hogere overheid (14 maanden in plaats van 12 maanden). Ook in de toekomst worden nog éénmalige operaties – zoals de verkoop van het oude zwembad – meegerekend om in 2025 de wettelijk vereiste positieve autofinancieringsmarge te ronden.
De positieve flow is dus absoluut niet structureel. Dat terwijl we wel met structureel toegenomen kosten zitten, zoals extra leninglasten voor het nieuwe zwembad, toegenomen personeelskosten door de verschillende loonindexaties, enzovoort. Wie “Hoera, we kunnen investeren!” roept (enfin, of schrijft, het blijft sociale media) neemt er dus best toch even de “Een inleiding tot het boekhouden” bij (ik stel graag mijn exemplaar ter beschikking, zo goed als nieuw!)
Want het wordt zo mogelijk nog slechter.
De jaarrekening laat duidelijk zien dat het gemeentebestuur in 2023 een 7,8 miljoen euro aan facturen had te betalen. Dit terwijl er maar een 5,5 miljoen euro aan werkingsinkomsten (belastingen, gemeentefonds,…) werd opgehaald. Dat betekent dus een negatieve cashflow van 2,3 miljoen euro in 2023. Terwijl er voor 2022 nochtans een positieve cashflow was van evenzeer 2,3 miljoen euro. Op één jaar tijd vliegt de liquiditeit van het gemeentebestuur – de mate waarin ze op korte termijn aan betalingen kunnen voldoen – met 4,6 miljoen euro naar beneden… Was ons gemeentebestuur een voetbalploeg, ze mochten het al gaan uitleggen bij den bond, de Pro League, het BAS, het TAS en het Europees hof voor de rechten van de mens.
Het gevolg is dus… dat men moet gaan lenen om voldoende werkkapitaal te hebben… En dat terwijl onze schuld reeds geëxplodeerd is.
Het klopt dat – dankzij de meevallers – we er iets beter voorstaan dan gevreesd. Met een schuldgraad (de verhouding eigen middelen ten opzichte van geleende middelen) van 18% komen we toch nog steeds ruim 2,5 keer hoger uit dan in 2020 (7%).
Te weten dat ons nog zware investeringen te wachten staan zoals de broodnodige renovatie van de sporthal (lekkend dak, versleten vloer, versleten stookinstallatie,…) en het oplossen van de asbestproblematiek in heel wat gemeentelijke gebouwen. Te weten dat het gemeentehuis stilaan naar een status van ‘onbewoonbaarheid’ evolueert én te weten dat welhaast iedereen intussen al drie gemeenteraadscampagnes lang met een podiumzaal in allerlei vormen en formaten staat te zwaaien, zou enige bescheidenheid bij de toestand van de gemeentefinanciën niet ongepast zijn. Integendeel.
Het is normaal dat een gemeentebestuur investeringen doet en daarvoor leningen aangaat. De investering in het zwembad was bijvoorbeeld een zware dobber maar komt uiteindelijk de Brakelaars ten goede. Dat zijn dus ook zeker verschoonbare elementen. Maar stop alstublieft met de voortdurende goednieuwsshow en durf verantwoordelijkheid te nemen. Niet alles is rozengeur en maneschijn.
Oh ja. De rekening had er nog een beetje anders kunnen uitzien. Een mysterieuze subsidie voor de restauratie van een kapel in Opbrakel – los van de bestaande subsidiereglementen voor erfgoed – werd verschoven naar volgend boekjaar. De kapel is eigendom van een toekomstige kandidaat op de lijst van de blauwe vrienden. Maar kijk, ik kom ook op. En ik kom zeker af, om eens een kijkje te nemen naar die kapel.